Verstoring van het eiwitmetabolisme
De nieren produceren urine. Daarnaast voeren ze metabole activiteiten uit. Ze ’ontgiftigen’ onder andere het bloed. In geval van nierinsufficiëntie vervullen ze die functie niet meer naar behoren. Het bloed van het kind is daardoor te zuur. Door de stijging van de zuurtegraad van het bloed breken de eiwitten (en dus ook het groeihormoon) sneller af, voor ze de tijd hebben om te werken.
Resistentie tegen groeihormoon
Nierinsufficiëntie veroorzaakt ook een verstoring in de hormonen: er ontstaat resistentie tegen de werking van het groeihormoon. Het groeihormoon wordt nog altijd in voldoende mate geproduceerd. Maar de receptoren die op het groeihormoon zouden moeten reageren, zijn niet meer even gevoelig. Uiteindelijk beïnvloedt het groeihormoon de groei niet meer.
Voedingsproblemen door nierinsufficiëntie
Kinderen met nierinsufficiëntie hebben dikwijls minder eetlust. Dat komt omdat niet-verwijderde gifstoffen de eetlust remmen of omdat het kind een dieet moet volgen door de aandoening. Kinderen kunnen zich ook misselijk voelen door de behandeling. Bovendien ’verbrandt’ het lichaam de aangevoerde voedingsstoffen sneller. Het lichaam krijgt niet meer wat het nodig heeft om te groeien.
Verstoring van het calciummetabolisme
De nieren zorgen er mee voor dat de calciumconcentratie in ons lichaam op peil blijft. Dat is onder andere nodig voor de skeletvorming. Hoe? Door vitamine D te activeren. Vitamine D bevordert de absorptie van calcium in de voeding door de darmen.
Bij een vitamine D-tekort kunnen kinderen rachitis krijgen. Dat is een groeistoornis van het skelet door een gebrek aan mineraalvorming (van fosfor en calcium). Dat veroorzaakt botmisvormingen.
Rol van bepaalde geneesmiddelen
Corticosteroïden kunnen de groei ook vertragen. Dat zijn geneesmiddelen die worden gegeven bij een niertransplantatie of bij aandoeningen van de nierfilters. De behandeling heeft invloed op een minder goede groeihormoonproductie. Het kind krijgt dus een groeihormoontekort.